top of page

Matteüs 14,22-33

Gemeente van Jezus Christus,

vrienden van G’d,


Het verhaal over de waterwandeling van Jezus horen we vandaag niet voor het eerst, denk ik zo.

Ik wil vandaag slechts een paar details aan te stippen, wat kleinere dingetjes in het grotere plaatje.


Wat mij niet voor het eerst opvalt, is dat Jezus dwingt. Jezus dwingt de discipelen in de boot.

Het waarom wil ik vandaag laten voor wat het is, ook omdat we daar alleen maar naar kunnen gissen, en enkel oog houden voor die dwingende Jezus.

Een dwingen, niet met het mes op de keel, maar met druk – met flink aandringen.

Als ik er een plaatje van zou moeten maken, dan zie ik voor me dat Jezus zijn leerlingen het schuitje induwt.


Er dienen zich twee vragen aan bij dit beeld wat mij betreft.


De eerste is of jij en ik ons ook in een schuitje door Jezus zouden laten duwen?

Hoeveel zeggenschap heeft Jezus eigenlijk bij ons? Heeft hij ons, jou en mij, nog wel iets te zeggen?

Op de schaal van enerzijds klakkeloos doen wat hij zegt en anderzijds ‘het ene oor in, het andere uit’ – waar zitten jij en ik dan ongeveer?


Terzijde.

Onze regiopredikant, Jan Hommes, heeft ergens geschreven dat als we niets doen dan is het christendom in deze streek over twintig, dertig jaar gereduceerd tot een museaal fenomeen.

En dan gaat het niet om de monumentale kerkgebouwen, die overleven de tijd wel mede dankzij de stichting oude Groningse kerken.

Wat dreigt te verdwijnen, is juist de inhoud en essentie van het leven als christelijke gemeente, die kan worden getypeerd als een leven waar gelovigen tijd en aandacht hebben om met elkaar te praten over hun persoonlijk geloof.

Een kerk waar mensen niet over hun geloof durven praten, wordt een museale koffieschenkerij, zo kopte de krant.

Kunnen wij het met elkaar hebben over Jezus? Door met aandacht naar elkaar te luisteren naar wat het geloof een ander te zeggen heeft, wat geloven voor een ander persoonlijk betekent, zonder er verder iets van te hoeven vinden.

Gewoon, belangstellende interesse, aandachtig luisteren met als uitgangspunt – niet de je de ander moet overtuigen – maar dat je van een ander altijd iets kunt leren. Altijd.


Na deze wat lange terzijde is de tweede vraag die mij opkomt of je zo’n dwingende duw van Jezus in je leven herkent.

Is er iets, heb je iets gedaan waartoe je je hebt laten dwingen door Jezus, om geloofsredenen?

Of is er iets waartoe je je aangedrongen voelt. Heb je het gevoel dat je iets moet doen waar je zelf eigenlijk niet zoveel voor voelt.

Omdat je liever de dingen houdt zoals ze zijn, blijft waar je bent, het prima vindt als alles blijft zoals het is.

Maar je voelt dat het niet kan. Je wordt bij wijze van spreken het schuitje ingeduwd, je kunt niet bij het oude blijven, er moet iets veranderen. Eenmaal in dat schuitje moet je wel naar de overkant.


Eenmaal alleen gaat Jezus de berg op om te bidden.

Ergens zou je verwachten dat Jezus zijn leerlingen meteen achternagaat. Maar dat doet hij niet. Hij gaat bidden.

Ik las ergens hoe dit bidden van Jezus aantoont hoe menselijk hij is.

Bidden is menselijk. Het is een typisch menselijke trek.

De hele nacht blijft hij op die berg.

Zou hij de hele nacht ook hebben gebeden? Dat is nogal niet wat, zeker vergeleken bij hoe lang ik bid, maar ik weet niet hoe dat bij jou is.

Hoe dat verder ook zij: hoe staat het met ons gebedsleven?

Nemen we, jij en ik, regelmatig, dagelijks, de tijd om te bidden? Om open te staan, ontvankelijk te zijn voor G’d. Of om je bewust te zijn van G’ds bestaan in je leven.

Geloven is eerst en vooral, zo meen ik toch, een relatie of verbinding hebben met G’d.

En het gebed, je actief bewust maken van G’d, maakt daar deel van uit: onmisbaar.


Geloven wil klaarblijkelijk niet zeggen dat je dan ook altijd de wind mee hebt.

De navolgers van Jezus gaan hem ploeterend en zwoegend vooruit.

Wanneer Jezus naar hen toe komt lopen – hij heeft het land aan water – schrikken ze zich rot wat niet zo heel vreemd is want hoe vaak zie je iemand over water lopen?

In plaats van dat ze een spook zien, dachten en denken velen dat de leerlingen ze zien spoken.

Je weet wel, als wij zeggen ‘hij ziet ze spoken’, dan bedoelen we dat hij dingen ziet die er niet zijn.

Het Griekse woordje voor ‘spook’ lijkt sprekend op het woord ‘fantasie’ en dat kwam en komt velen goed uit.

De leerlingen zien wat alleen in fantasie mogelijk is.

Dat zou mooi zijn – maar in weerwil daarvan vertelt het verhaal nu juist dat de leerlingen geen spook zien, dat ze het niet zien spoken, dat ze niet fantaseren.

Lastig is natuurlijk dat wandelen over water niet is weggelegd voor mensen maar voorbehouden is aan goden.

En zonder dat we ernaar opzoek zijn, stuiten we misschien op de boodschap van deze tekst, letterlijk verwoord in het laatste vers – Jezus is werkelijk G’ds Zoon, sprekend Zijn Vader, die van meet af aan boven het water stond.

Alleen G’d kan over water lopen: je bent god of je bent het niet.

Een G’d die niet over water kan lopen is gewoon een mens.

De leerlingen zien Jezus wie hij is.


Wat raar is en blijft, zo vind ik, is dat bij de nadering van Jezus de wind niet meteen ging liggen.

Het toont nogmaals, zo denk ik, dat geloven, zelfs het verkeren in de nabijheid van G’d niet per se betekent dat alle moeilijkheden als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Het evangelie is geen welvaartsevangelie.

Het evangelie belooft je geen rozentuin op aarde.

Het evangelie is geen successtory.

Het evangelie is geen mooi weer verhaal.

Petrus stapt over boord terwijl het nog stormt. Hij doet en kan dat omdat hij Jezus ziet. Maar zodra hij oog krijgt voor wind en golven, zinkt hij.

Ik las ergens dat ‘twijfelen’ letterlijk ‘in tweeën verdeeld worden’ betekent.

Twijfelen is een tweezijdige gerichtheid, het een én het ander, of in een negatieve formulering raakt het aan ‘van twee walletjes willen eten’.

Hier wordt met twijfelen niet bedoeld dat je twijfelt of iets wel of niet echt is gebeurd.

Waar het met twijfelen om gaat, heeft veel meer te maken met je richtpunt, je focus.

Het tegenovergestelde van twijfelen is een eenzijdige gerichtheid, een totale, allesomvattende gerichtheid op één punt, een heel hartig commitment aan één persoon, alleen oog te hebben voor Jezus, voor G’d.

En zelfs dát wil niet zeggen dat de storm gaat liggen.

In Jezus’ aanwezigheid gaat de wind niet liggen, maar wordt de angst weggenomen.

Waardoor het de gelovige kunst blijkt te zijn om te midden van wat er ook maar kan stormen in ons leven, het oog gericht te blijven houden op Jezus.

Ooit was ik in Taizé, in retraite, en daar had ik ook gesprekken met een broeder, frère Thomas. En hij zei zo’n beetje in elk gesprek ‘look at Jezus’, ‘kijk naar Jezus’.

Eerlijk gezegd vond ik dat een beetje suffe opmerking.

Met vallen en opstaan kan ik het meer waarderen en in het licht van onze lezing kan ik het wat beter begrijpen.

Wie of wat je voor ogen hebt, is bepalend voor hoe je in het leven staat.

Op het moment dat Petrus oog kreeg voor iets anders dan Jezus – namelijk de wind – werd hij bang, zakte de moed hem in de schoenen en begon hij te zinken.


Het laatste waar ik vandaag oog voor wil blijven houden is dat Jezus iemand niet – niemand laat zinken.

Jezus laat Petrus niet eerst nog wat spartelen tot het water hem aan de lippen staat of zelfs een paar keer kopje onder gaan.

Hij zegt niet wanneer Petrus het uitschreeuwt ‘eigen schuld, dikke bult’, of ‘ja, dat komt ervan, moet je maar niet twijfelen’, of ‘kijk mij éérst aan en dán komt het goed’.

Nee, metéén grijpt hij Petrus vast, trekt hem omhoog en samen lopen ze, zo beeld ik mij in, naar de boot en eenmaal in de boot – dan pas! – gaat de wind liggen.

Ik wil mij erover blijven verwonderen dat Petrus nu niet werd gered vanwege zijn grote geloof, hij werd gered op het hoogtepunt van zijn twijfel.


Overigens – ook Jona schreeuwt om hulp.

Hij bidt dat hij omhoog wordt getrokken uit het water – dat is het water van de dood. Want Jona gelooft midden in de nood in een G’d die redt:

“U trok mij levend uit de dood omhoog, Eeuwige, mijn G’d!”

We horen in ons evangelieverhaal dat Jezus doet waar Jona om bidt: hij trekt Petrus omhoog uit het water.

Wie gelovige ogen heeft ziet hier een voorafspiegeling van wat later – véél later – nog zal gaan gebeuren wanneer mensen uit het doodswater, uit hun graven omhoog worden getrokken tot nieuw leven.

Pure fantasie natuurlijk.

Zalig, gelukkig zijn zij die nog niets zien en toch geloven.


Amen.

bottom of page