top of page

Jeremia 29, 01-14

Gemeente van Jezus Christus,

vrienden van G’d,

 

Om een of andere reden heb ik het nodig

om te herhalen wat ik vorige week en de week daarvoor

ook al heb gezegd.

 

Waarom luisteren we naar woorden uit de Bijbel –

om het even in welke taal.

 

Ik houd het erop dat wij dat doen

omdat we verlangen te weten wie G’d is –

of, met woorden van Huub Oosterhuis:

“Hoe dorsten wij te weten wie Gij zijt”.

 

Wij lezen en luisteren met een verlangen

om G’d te kennen,

een verlangen naar een vermoeden

wie G’d is.

 

Dat zoeken naar G’d is iets wat we samendoen.

Het is een van de redenen waarom we vandaag, nu,

bijeen zijn gekomen.

 

Nu ben ik weliswaar vrijgesteld om een groot deel van mijn leven

aan die zoektocht te besteden –

maar het zoeken blijft iets wat wij samendoen,

het blijft iets gezamenlijks.

 

Ik wil dat benadrukken, dat samen.

We hebben elkaar nodig.

We kunnen elkaar inspireren en stimuleren.

We kunnen elkaar bemoedigen en opvrolijken.

 

Dat samen wil ik ook benadrukken

om aan te geven dat niemand alleen de wijsheid in pacht heeft.

Dat geldt – vanzelfsprekend – ook voor mij.

 

Ik deel met jullie wat ik gezien en gehoord heb

maar ik sluit nooit uit dat ik het niet goed begrepen heb –

sterker, dat ik het verkeerd begrepen zou kunnen hebben.

 

En als dat het geval mocht zijn,

dan vind ik het een geruststellende en troostrijke gedachte

dat we sámen zoeken,

en dat jullie of jij mij aanspreken op wat ik heb gezegd,

of dat nu gaat over wat ik in de kerstnacht heb gezegd

of wat ik vandaag ga zeggen,

zodat we het erover kunnen hebben met elkaar.

 

Als geloofsgemeenschap zoeken wij G’d,

dat doen we samen:

we helpen elkaar.

 

Ik doe even een stapje terug.

 

We luisteren naar de woorden uit de Bijbel

om G’d te leren kennen.

 

We lezen de Bijbel niet als een natuurkundeboek:

de Bijbel is niet geschreven

om – bijvoorbeeld – uit te leggen wat de zwaartekracht is

want de Bijbel is geschreven om te onthullen wie G’d is.

 

We lezen de Bijbel ook niet als een geschiedenisboek:

de Bijbel is niet geschreven

om – bijvoorbeeld – uit te leggen wie Nebukadnezar was

want de Bijbel is geschreven om te onthullen wie G’d is.

 

We lezen de Bijbel ook niet als een nationalistisch manifest:

de Bijbel is niet geschreven

om – bijvoorbeeld –

uit te leggen dat een bepaalde groep

recht heeft op een stuk grond

en op die grond daarom

een andere groep mag uithongeren en doden –

want de Bijbel is geschreven om te onthullen wie G’d is.

 

Lang, veel té lang, heeft het mij aan moed ontbroken,

ben ik laks en laf geweest

om mij uit te spreken over de kwestie Palestina/Israël.

 

Té lang heb ik deze kwestie als te ingewikkeld beschouwd

om mij erover uit te spreken, om partij te kiezen –

en dus deed ik het zwijgen ertoe.

 

Maar onrecht staat geen zwijgen toe.

 

En dus –

als Jeremia profeteert

dat G’d de Israëlieten die in ballingschap leven

terug zal laten keren naar Jeruzalem

wat betekent dat dan vandaag?

 

Om het kort te houden meen ik in elk geval te weten

wat het niet betekent:

 

Het betekent niet

dat op grond van deze en andere Bijbelteksten

Israëlieten vrij spel menen te krijgen

om in Jeruzalem of waar dan ook

andere volken, niet-Israëlieten, Palestijnen,

onrecht aan te doen,

zozeer zelfs dat hen het leven onmogelijk wordt gemaakt.

 

Omdat de Bijbel zich hiervoor niet leent,

hiervoor niet geleend mág worden –

want de Bijbel is niet geschreven

om met die Bijbel in de hand

mensen, om het even wie, het leven onmogelijk te maken –

want de Bijbel is geschreven om te onthullen wie G’d is.

 

Juist vanwege deze eigenaardigheid van de Bijbel

dienen – zo meen ik – lezers altijd in het achterhoofd te houden

dat er niet staat wat er staat.

 

Het Bijbelse Jeruzalem is dan ook niet het Jeruzalem van vandaag.

Daar geloof ik niets van.

 

Als Jeremia het over Jeruzalem heeft

dan bedoelt hij daar niet mee te zeggen

alsof G’d een bepaalde geografische voorkeur heeft,

alsof G’d – bij wijze van spreken –

liever in Groningen woont

dan in Limburg of Zeeland of waar dan ook.

 

Of –

alsof G’d een voorkeur zou hebben voor de Zwitserse bergen

in plaats van de Franse Rivièra.

 

Het Jeruzalem waar Jeremia het over heeft

is de stad waar G’d wil wonen –

Jeruzalem is de G’dsstad.

 

En die stad is niet gebouwd op een speciaal, uniek stukje aarde.

 

En die stad is ook niet in de hemel –

wat je je daar ook bij voor wilt stellen.

 

Jeruzalem is daar waar gerechtigheid heerst.

 

Jeruzalem is daar waar mensen zorgzaam met elkaar omgaan,

ongeacht verschillen in achtergrond, cultuur en afkomst.

 

Jeruzalem is daar waar een schuilplaats wordt geboden

aan zwakken en vreemdelingen.

 

Daar wil G’d blijkbaar wonen.

En dát zegt iets over wie G’d is.

 

G’d is een bondgenoot van armen en zwakken,

van mensen die worden onderdrukt –

die onrecht worden aangedaan.

 

Trouwens, in Bijbelse visioenen

is Jeruzalem zo groot

dat het de hele aarde omvat –

en geen Bijbellezend mens zal daar raar van opkijken

want G’d laat zich van begin tot eind kennen

als G’d van de hele wereld en

als G’d voor alle mensen en al wat leeft.

 

Dat G’d geen mensen, geen bevolkingsgroepen uitsluit

maar alle mensen, ongeacht, insluit

blijkt volgens mij uit de opdracht die Jeremia doorgeeft

aan de ballingen in Babel.

 

Daar, als minderheid in een wereld die hen vreemd en vijandig is,

wordt hen niet opgedragen

om zich terug te trekken achter hoge muren,

om zich af te zonderen in hun veilige huizen,

om daar rustig te wachten,

af te wachten, tot betere tijden aanbreken.

 

Dus geen stil maar, wacht maar,

alles komt wel weer een keertje goed.

 

Jeremia houdt de ballingen voor

om niet in een hoekje te gaan zitten te kniezen

over vroeger, over hoe toen alles beter was,

en mooier en succesvoller

en om elkaar zo gezamenlijk een depressie in te praten

met al die herinneringen aan wat was en niet meer is.

 

Hij zegt hen daarentegen aan om eropuit te gaan,

niet met duvel en geweld,

niet om de tegenstanders op andere gedachten te brengen,

hij predikt geen revolutie,

de opdracht luidt niet om alle Babyloniërs te bekeren.

 

En hij vraagt van hen ook niet het tegenovergestelde,

om te vergeten waar ze vandaan zijn gekomen,

om zich maar geheel en al aan te passen,

om hun gelovige eigenheid op te geven.

 

Jeremia draagt hen eenvoudig op om het gewone leven te leven.

 

Huizen bouwen, tuinen aanleggen, trouwen, kinderen krijgen,

zich in te zetten voor maatschappij en samenleving,

ervoor te zorgen dat men niet kwaad maar goed van hen spreekt.

 

Gewoon leven in die vreemde en vijandige wereld –

omdat G’d ook dáár G’d is,

G’d van de hele aarde en van alle volken, van alle mensen.

 

Want als je weet dat je van deze God bent,

dan weet je dat je er voor de wereld bent –

 

zelfs voor Babel, dat wil zeggen,

voor de wereld op zijn ergst.

 

En hoe ben je er dan voor de wereld?

 

Door te bidden –

voor Babel – dus voor je vijanden.

 

En door vrede voor en met hen te zoeken.

 

Deze woorden klinken in onze oren net zo belachelijk

als in de oren van de Israëlieten destijds en nu.

 

Maar waar geen vrede heerst, daar heerst onrecht.

 

En onrecht staat geen zwijgen toe maar vraagt, eist,

van de gelovige om te bidden.

 

Bidden is niet goedkoop.

Bidden is nooit vrijblijvend.

 

Bidden is geen afschuiven op G’d –

maar aanschuiven bij G’d.

 

Bidden is met God meedoen

en vanuit G’d verantwoordelijkheid nemen.

 

Bidden is samenwerken met G’d –

als bondgenoten.

 

Bidden is actief,

hopen dat er nog wat aan te doen is –

en er dus iets aan doen – zonder meer.

 

Hoop is het geloofsvertrouwen

waardoor je doet wat goed is

ongeacht het resultaat.

 

In deze zin schetst Jeremia in zijn brief

een weg van hoop:

bidden en werken aan vrede.

 

Vrede is daar

waar mensen het in alle opzichten goed met elkaar hebben.

 

Wat betekent dit alles kort en goed,

voor ons hier en nu:

 

Dat wij bidden en werken aan vrede in kerk en samenleving.

 

Dat wij onszelf daarbij niet overschatten

maar ook niet onderschatten:

wij doen wat we kunnen doen

ongeacht het uiteindelijke resultaat.

 

Wij zijn een soort proeftuintje in dat Jeruzalem,

die wereldstad van G’d:

 

Wij zijn een vredelievende, gelovige werkgemeenschap

midden in de wereld waarin wij nu leven –

 

wij kijken elkaar en anderen aan zoals G’d ons aankijkt

en behandelen de schepping als G’ds eigen levenswerk.

 

Laten we blijven bidden,

het goede blijven doen

en blijven zoeken naar G’d –

samen.

 

Amen.

bottom of page