top of page

Geen preek

“Geen preek”


Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen, of naakt en hebben we U gekleed? Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?” De koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan. (Mattheüs 25:37-40 WV95)


Dit is geen preek. Meer een samenraapsel van gedachten die bij mij zijn opgekomen door alle ervaringen met de asielzoekers die wij in de afgelopen 10 dagen onderdak hebben geboden in de Jacobuskerk van Zeerijp.


Ik wil beginnen bij mijn eerste kennismaking met Maarland. Dat was zo’n anderhalf jaar geleden. Toen ik informeerde naar de predikantsvacature. Ik las toen het – ons beleidsplan.


“Een kerk of kerkelijke gemeente is geen doel op zich”. Prachtig. Het doel van de kerk is niet de kerk. En dus ook niet louter het zelfbehoud van de kerk. Ik vind dat mooi. Het bevrijdt van een kramp waar zoveel kerkmensen vandaag de dag onder lijden: hoe houden we de kerk overeind? Dat is onze zorg dus niet.


Een paar regels verder wordt Matteüs 25 als vlag van Maarland ten top gehesen. En wordt de hand uitgereikt naar anderen, buiten onze kerken, en ziet daarmee af van een monopolie op het goede doen. Te lezen valt: “Als de kerk goed kijkt en luistert, dan zal zij in de wereld om haar heen tekenen van het Koninkrijk zien”.


Misschien te hoog verheven – maar in de afgelopen 10 dagen waren sporen van dat Koninkrijk zichtbaar in Elthato. Het gebouw dat de naam draagt die voor even werkelijkheid werd, want Elthato betekent immers zoveel als ‘uw koninkrijk kome’.


Vreemdelingen werden gehuisvest, tafels werden gedekt, verschillende dranken voorgezet, kleding en schoenen aangeboden. Voor een tijdje was Elthato een huisje waar mensen overal vandaan aan één tafel zaten. Gelovigen en ongelovigen, christenen en moslims, Jemenieten, Syriërs, Nederlanders, Eritreeërs, Turken en Afghanen zaten gewoon naast elkaar – en aten en dronken zonder onderscheid met elkaar.


Ondanks de droevige en schaamtevolle aanleiding was het goed om zo samen te zijn.


Dan, een sprongetje.


Een aantal maanden geleden las ik dit boekje, ‘Met één been in de kerk’, geschreven door Riet Bons. De eerste zinnen hebben mij geraakt, ze slaan wat mij betreft de spijker raak op de kop – misschien juist ook wel omdat ze in mijn eigen hart resoneren:


“Verlangen naar een kerk die verschil maakt. Een kerk, waarvan mensen zeggen: ‘Als ik geen lid was dan zou dat op belangrijke punten verschil maken in mijn leven. Ik wil en kan die kerk niet missen’. Verlangen naar een kerk die verschil maakt in een wereld vol onzekerheid, dreiging en geweld. Dit verlangen kan omgezet worden in gericht handelen…”.


Wat is ons verlangen, wat is jouw verlangen? Welke verschil willen wij, Maarlanders, maken in de wereld, de dorpen waarin wij leven? Of, als ik het anders zeg: wat is ons bestaansrecht, als Maarlandse kerkgemeenschap? Waaraan valt ons bestaan als Maarlanders op te merken in de dorpen waar wij zijn? Niet om de kerk te redden. Niet om op te vallen of om naam te maken. Maar om een verschil te maken, ten goede, heilzaam, in het leven van mensen – vanwege de Naam van G’d.


In de afgelopen tijd sprak ik iemand die ook iets goeds wilde doen. Maar terwijl wij daar zo wat over spraken viel het mij ook op dat frustratie en verdriet ondergronds rommelden, soms zo sterk, dat het goede doel erdoor werd overstemd. Ik bedacht me dat dat gerommel het bereiken van het doel belemmerde – of sterker: verhinderde. Ik leerde dat wanneer je je een doel wilt bereiken – als je dat écht wilt – dat het van belang is om dat wat je in de weg staat te overwinnen, linksom of rechtsom, en dat je bondgenoten zoekt die je helpen om het doel te bereiken.


Als de kerk, een kerkelijke gemeente of kerkgebouwen geen doel op zich zijn, als onze doelen omschreven kunnen worden met de woorden uit Matteüs 25, wat hindert ons dan bij ons streven naar deze doelen, welke belemmeringen moeten wij wegnemen, oplossen of verwerken, ook met het oog op het maken van bondgenoten die ons kunnen helpen, samen, om de doelen te verwerkelijken.


Ik wil afsluiten met een persoonlijke les, iets waardoor ik ben verrast – iets wat u misschien al lang weet, maar goed.


Matteüs 25 is voor mij – als voor zovelen – en belangrijke tekst. Misschien ook wel omdat die woorden mij ergeren. Ze zijn in mijn ogen namelijk té duidelijk – en daardoor klinken ze in mijn oren ook te radicaal. Die evangelische radicaliteit – zoals die van Franciscus van Assisi of Moeder Theresa – vind ik aantrekkelijk, fascinerend én irriterend, afschrikwekkend. Maar goed.


Toen wij afscheid namen van onze mannen, hier al in Zeerijp en later in Ter Apel – werd ik zoals anderen erg door hen geraakt. Ik kan dat verder niet zo goed omschrijven. Misschien klinkt dat wat vreemd in uw oren, maar het verbaasde mij. Tot mijn eigen verwondering werd ik door deze jongens dieper in mijn hart geraakt dan ik had kunnen vermoeden.


Het was meer dan medelijden of compassie.


In minder dan tien dagen was er een band ontstaan – noem het vriendschap of genegenheid of liefde. En misschien is het wel heel raar of een open deur maar plotseling viel bij mij het kwartje dat het bieden van onderdak aan vreemdelingen niet zozeer een voorschrift is, een norm, een regel of een wet – niet iets wat je doet omdat het moet – of omdat Jezus het zegt – of omdat het in de Bijbel staat.


Het bieden van onderdak aan vreemdeling vloeit eenvoudig voort uit liefde voor die medemens – niets meer en niets minder. Ik was mij daarvan niet bewust toen wij eraan begonnen. Later pas, toen ik bemerkte dat wat we deden liefde wekte onder elkaar.


En wat heeft dat dan nog met G’d te maken, zo vraag ik mijzelf af.


G’d is een bron van liefde – de kracht die de liefde voor mijn medemens voedt – waardoor wij in staat zijn om te doen waartoe de liefde aandringt.


Als liefde onze bron is, onze drijfveer – wat staat ons dan te doen, als Maarlanders, hier in onze dorpen nu, de komende weken, maanden en jaren?


Laten we het daar over hebben met elkaar de komende tijd en dan de handen ineenslaan om te doen wat wij geloven.


Om vanwege G’d, die Liefde is – om vanuit liefde te leven en zodoende liefde tussen mensen te laten groeien.


Elthato.

bottom of page